Nederland verdient meer ambitie op “leven lang leren”
Gepubliceerd op 02-07-2018, door Pieter MolijnTijdens de crisis waren er zeven werkzoekenden voor elke vacature, nu zijn dit er nog maar twee. Het gaat goed met Nederland en dit betekent ook een krapte op de arbeidsmarkt. Eén op de vijf bedrijven heeft te weinig personeel, iets wat je onder andere sterk terugziet in sectoren als de zorg en de ICT. Deze krapte gaat verder toenemen als gevolg van de vergrijzing, waardoor werknemers in de toekomst een stuk veelzijdiger inzetbaar zullen moeten zijn.
Minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid schreef in een opiniestuk in het FD d.d 15-6-2018 dat er reden is voor paniek. Zijn antwoord hierop? De bal ligt bij de werkgevers, maar deze bal ligt óók bij de werknemers, zo stelt Koolmees. Er is hier sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid. Zowel werkgevers als werknemers moeten actief aan de slag gaan met wat Wouter Koolmees “het dossier ‘leven lang ontwikkelen’” noemt.
Echter, in 2016 verscheen er al een rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau waarin gesteld werd dat ‘een leven lang leren’ niet van de grond komt. Volgens het rapport is de moderne werknemer niet alleen bezig met werk en gezin, maar zijn het juist andere zaken die veel tijd vragen. Door bijvoorbeeld de bezuinigingen in de zorg komen er meer zorgtaken op familieleden te liggen.
Daarnaast zetten meer mensen in op ‘een leven in de breedte’, wat betekent dat er naast de kinderen en de partner er ook voldoende tijd en ruimte moet zijn voor eigen hobby’s en interesses. Opleiding en ontwikkeling, die buiten werktijden moeten plaatsvinden, zouden hierdoor snel in de verdrukking komen.
En dit is bijzonder! Neem bijvoorbeeld eens het thuiswerken: dit biedt de mogelijkheid om tussendoor even de was te doen, of de kinderen van school te halen. Gek genoeg werkt het niet andersom als het om de eigen ontwikkeling gaat. Het idee blijft dat vooral de werkgever profiteert van het feit dat de werknemer een training volgt. En dan moet dat ook nog eens in de eigen tijd gebeuren? Het devies lijkt te zijn dat je goed in de gaten moet houden dat werk gerelateerde persoonlijke ontwikkeling niet in de eigen tijd plaatsvindt; daar is slechts ruimte voor de eigen ontwikkeling. De vraag is of het hier niet gaat om twee zijden van dezelfde munt.
Bovenstaand voorbeeld heeft alles te maken met het denken in oude patronen. De traditionele levensfasen zijn leren, werken en tenslotte welverdiend pensioen. Het leren is verplicht en dat doen we dan ook zeker niet langer dan nodig. Zodra het klaar is hangen we de schooltas in de wilgen, of bij gebrek daaraan, aan een vlag aan de gevel. Tijdens de levensfase waarin je werkt heb je natuurlijk werk en privé, en die moet je strikt gescheiden houden.
Inzoomend op opleidingen zien we ook daar een sterk ontwikkelde hokjescultuur. In Nederland is ongeveer tweederde van de werkende mensen MBO-geschoold, wat ook wel te boek staat als laagopgeleid (of praktisch opgeleid om Marianne Zwagerman niet boos te maken). Deze mensen krijgen al vanaf jonge leeftijd mee dat leren niet zo “hun ding” is. Dit roept de vraag op of de strijdkreet ‘een leven lang leren’ wel zo is afgestemd op de meerderheid van de werkende bevolking. Dit zie je ook terug in de cijfers: het CBS berichtte in maart van dit jaar nog dat maar 3 op de 10 ‘laagopgeleiden’ opleidingen volgt naast het werk.
Geen wonder dus dat het dossier ‘een leven lang leren’ niet makkelijk van de grond komt. Vanaf jonge leeftijd is leren verplicht, maar zeggen we tegen het gros van de mensen dat ze hier niet zo goed in zijn. De associaties die het volgen van opleidingen daardoor oproepen zijn dan ook niet mals.
Koolmees en onderwijsminister Ingrid van Engelshoven komen nog voor deze zomer met een uitgewerkt plan voor 'levenslang ontwikkelen'. Of mensen van deze nieuwe leus nou enthousiast gaan worden is nog maar de vraag: levenslang is toch de hoogste straf is die je kan krijgen?
Een oplossing voor dit probleem is niet eenvoudig, maar de allereerste stap die er gezet moet worden is het tonen van ambitie door het huidige kabinet. Het feit dat minister Koolmees in juni 2018 nog een opiniestuk kan schrijven waaruit zo weinig visie op de arbeidsmarkt terugkomt is ronduit schokkend. Wat gepresenteerd wordt als nieuws, is eigenlijk een plan dat anderhalf jaar geleden al gedateerd was. En de ironie is dat het plan oproept tot het meegaan met de tijd.